Huntenpop, Varsselder, 4 september 2004
Waar een jaar of zes geleden ons eerste bezoek aan Huntenpop nog plaatsvond op een graslandje met een paar kleine tentjes er om heen, staat inmiddels een enorme karavaan aan grote tenten, stands, attracties en vooral veel mensen. Huntenpop wordt groot, maar verliest gelukkig niet zijn relaxte, gemoedelijke, Achterhoekse sfeer. De programmering is nog vanuit dezelfde basisgedachte opgezet: relatief veel niet al te bekende bands, vaak wel op het punt van doorbreken en allemaal van een bovengemiddelde kwaliteit.
Aan het begin van de dag leek de keuze van de organisatie vooral uit nu-metal-achtige bands te bestaan. Eat No Fish, V-male en Exilia hakten er in toenemende sterkte in ieder geval flink op los. Aardige bands, maar nog niet echt verrassend. Met Five Horse Johnson veranderde de toon drastisch, omdat er ineens een flinke portie ruige bluesrock a la Howlin’ Wolf werd neergezet. Klonk niet onaardig, al denderde deze trein wel erg eentonig door. Ondertussen klonken in de “Noren horen”-tent hele andere klanken van Slowpho: electronisch gearrangeerde art-rock met referenties aan Goldfrapp, Portishead en zelfs Björk. Ik had er graag meer van gehoord, maar met 35 bands op een dag kun je niet alles zien, helaas.
De eerste echte verrassing van deze dag kwam van het (wederom) Duitse Schandmaul. Een verrassende mix van stevige, soms punky rock, met folk. Spil van de band vormen de zanger met zijn (meestal) akoestische gitaar, geflankeerd door twee wonderschone zigeuner-achtige dames op ouderwetse blaasinstrumenten als tin whistle, blokfluit en doedelzak, respectievelijk viool en draailier. Ze maakten krachtige, melodieuze, verhalende liedjes die energiek gebracht werden en zeer aanstekelijk op de zaal werkten. Erg goed en een voorlopig hoogtepunt.
Van Dik Hout en the Kelly Family namen in deze Veldhunten-tent het roer over. Ze stonden bepaald niet op mijn verlanglijstje en na het horen van 2-3 nummers van the Kelly Family staan ze dat nu nog steeds niet. Het moet gezegd worden: het werd wel professioneel en enthousiast gebracht, maar wat mij betreft past deze muziek beter op de EO-jongerendag dan op zo’n festival.
Op die EO-jongerendag zal het (alweer!) Duitse Ooomph! niet zo gauw verschijnen, want deze wegbereiders van de staalplatenrock van Rammstein maken een veel te duistere muur van gitaargeweld waar “de boodschap” niet echt bij zal gedijen. De meest belangrijke boodschap die Ooomph! bracht was “eins zwei drie vier” en kreten als “Sex hat keine macht” Wel erg lekker, maar zo eendimensionaal als het maar kan.
Dan liet ik me liever overdonderen door een ander soort geweld: het solo-gitaar-geweld van Popa Chubby, die met zijn geschatte 200 kg op het podium songs van Jimi Hendrix ten gehore bracht. In een aanvankelijk vrij lege tent was het plaatsje vooraan het podium een mooie plek om de enorme virtuositeit van die dikke vingertjes te volgen (en de bassen dwars door je maag te voelen!). Heel goed, jammer dat hij weinig contact met de zaal maakte. Ik het het helaas niet helemaal af kunnen zien, het werd tijd voor de kids die mee waren om naar huis te vertrekken.
Die hebben daarna wel de echte top-acts gemist, want vanaf dat moment werd het pas echt genieten. In de Ijsselhunten-tent stak een oorverdovend kabaal op, die bleek veroorzaakt te worden door…… 3 cello’s! Het Finse Apocalyptica bracht een onwaarschijnlijke set Metallica-songs, ondersteund door een werkelijk fabuleuze drummer. Je moet het eigenlijk gezien hebben, maar ik zal proberen te beschrijven wat het inhoudt: frontaal op het podium naast elkaar zitten 3 langharige mannen als een bezetene cello te spelen, compleet met imitaties van de oorspronkelijke gitaarsolos. Daarbij gaan regelmatig de zeer langbehaarde hoofden op en neer of in cirkels rond, op z’n hard-rocks, wat een erg komisch gezicht is achter zo’n cello. En geloof me of niet, het werkt! Het is behalve visueel ook muzikaal echt smullen en die Metallica-songs blijken gewoon heel goed in elkaar te zitten.
De korte stap hierna naar Fischer Z maakte een groot verschil, want John Watts maakte “gewone” lekkere popmuziek met gitaar, bas, drums en keyboard. Erg simpel allemaal, maar wel heel erg in dienst van “Het Liedje”, lekkere liedjes. Af en toe klonk het gewoon punk, ook omdat het erg hard was allemaal, maar het was erg aanstekelijk. Jammer dat ik ook hier maar de laatste 20 minuten kon horen.
Het eerste optreden dat ik helemaal zag was dat van Beth Hart en dat was ook een echt geweldig optreden. Wat een vrouw! Hier mogen we zeker spreken van een echte, klassieke “rockchick” en daar kwam ze ook rond voor uit (er kwam wel meer rond voor uit, want amaai, wat stond dat truitje strak en laag…..). Beth heeft een echt hartverscheurende stem, speelt fantastisch piano en staat, sluipt en springt op het podium als een tijger met ADHD. Ze heeft een erg goede, klassieke rock-band achter zich staan. Het was ook de eerste act waarbij een toegift werd afgedwongen, en wat voor een: Paranoid van Black Sabbath.
Van the Gathering zag ik het staartje, nog twee nummers. Aardig, maar ik kon er niet echt warm of koud van worden, het kwam niet echt over. Van genre-genoten After Forever daarentegen verwachtte ik niet veel (ik ben niet zo’n gothic-liefhebber) maar dat was daarentegen weer erg goed. Zeer strak en energiek gespeeld en die hoge stem van Floor Jansen klinkt wel erg mooi bij de gelaagde power-riffs van 2 gitaren, bas en bombastische toetsen. Zag er ook wel erg goed uit, zo’n lange vrouw in een catsuit, waarbij ze voor het podium ventilatoren hadden opgesteld, zodat haar lange zwarte haren permanent achteruit wapperden. Komisch intermezzo: de PA viel uit, maar kennelijk konden ze zichzelf via de monitoren nog wel horen. Gevolg: in de zaal waren alleen de drums nog te horen, maar op het podium stond het complete orkest flink uit zijn dak te gaan en een hele show driftig uit te voeren, met wapperende manen en al. Het duurde minstens een heel nummer voor ze het zelf in de gaten hadden. Erg leuk om te zien.
En dan de afsluiting: twee jaar geleden waren ze een van de openingsacts op het festival en daar spreken onze kinderen nog steeds over. Dit jaar sloten ze af: Beef. Inmiddels al een paar hitsingles op hun naam en een gedegen live-reputatie. En die reputatie maakten ze ook nu weer waar. Geweldige reggae, ska en dub compleet met blazers die ook meededen in de solo-rondjes. Echt een feestje, al maakten ze af en toe de ritmes wel eens zo complex dat de swing dreigde te verdwijnen. Wat vooral opviel was dat de solo-gitarist onwaarschijnlijke combinaties maakte. Ondanks de voortdenderende reggae-beat produceerde hij dan weer complete jazz-solo’s, dan weer een serie heavy-metal riffs. En wat een fantastische instrumentbeheersing, niks geen voorspelbare loopjes, maar telkens weer genieten. Leuke band en een absoluut leuke afsluiter van een uiteindelijk weer erg gezellig en genietbaar festival, onder perfecte weersomstandigheden. Wat mij betreft volgend jaar weer.