Rockin’ Park, Goffertweide Nijmegen, 30 juni 2012
Rockin’ Park kampte met een tegenvallend aantal bezoekers en besloot daarom iedereen een tweede gratis kaartje te geven. Er is inmiddels druk gespeculeerd over het waarom, waarbij het wat matte programma de grootste schuld kreeg. Mat in de zin van weinig echte hoogtepunten. Bovendien waren veel acts al eerder of later in het seizoen op andere festivals of solo geboekt.
Feit is dat er twee van mijn favoriete bands geboekt stonden; dEUS en Elbow. Feit is ook dat het achteraf het meest ideale festivalweer bleek te zijn dat je je kunt wensen. Heerlijk zonnetje, paar wolkjes, niet te warm, maar wel net voldoende om dat rozige, licht verbrande festivalgevoel te krijgen als je thuiskomt. Neem een paar leuke mensen mee, en de conclusie is duidelijk: voldoende ingrediënten voor een zeer geslaagde dag.
Ram’s pocket radio beet het spits af, maar die tijd werd door ons gebruikt om het terrein op te lopen en de eerste spontane ontmoetingen te ondergaan. Het terrein was nog lang niet drukbevolkt, wat gedurende de dag wel anders werd. RP werkt met een mainstage en een second stage, waar naadloos en strak op tijd de acts elkaar afwisselden.
Tweede band Here we go magic moest door ziekte afzeggen en werd vervangen door Neerlands nieuwe hardrocktrots Dirty Denims, die inmiddels wat airplay krijgen met hun single 24-7-365, ook op het festivalterrein vrolijk uitstekend boven de vaak wat gemiddeld klinkende clicherock.
Eerste top-act was Nijmeeg’s eigen De Staat. Inmiddels al een paar keer gezien en nog steeds een lekkere live-band die heerlijk hoekig hakt. Nieuwe nummer Vuvuzela zal met het EK-debacle hoogstwaarschijnlijk een stille dood sterven en dat is jammer, want het klonk eigenlijk bijzonder goed.
Van M. Ward heb ik weinig meegekregen, behalve een stem die wel lekker gruizig klonk. Flogging Molly deed erg denken aan the Pogues, Ierse feestmuziek met een punky-attitude. Erg melodieus, niet vernieuwend maar wel een hele leuke festivalband.
Fink’s zweverige singer/songwriterklanken gingen voor mij weer verloren in de minstens zo belangrijke festival-bezigheden: kletsen en een biertje drinken. Ik durf er daarom niets over te zeggen. Wel over dat kletsen en dat biertje, maar dat is minder interessant voor een concertrecensie.
dEUS was het eerste echte hoogtepunt, waarvoor ik terecht in de voorste rijen ben gaan staan. Ze openden met een stevig neergezette the Architect en hadden er zichtbaar zin in. Zoals Tom Barman tussendoor opmerkte: Een keer wat anders dan Lowlands…. Opvallend sterk staat hun nieuwe single, Quatre Mains, tussen het andere werk van de twee laatste albums. Uiteraard nog wat oud werk, Hotel Lounge, For the roses en een geweldig Instant street, helaas geen Suds & Soda.
Na zo’n topoptreden wil je niet direct vooraan bij de volgende band staan, en of het daaraan lag weet ik niet, maar van een afstandje klonk the Temper Trap wel heel erg ijl. Het kon me niet zo boeien. Wel had ik daarvoor tijd om even op adem te komen voor:
Elbow! Het tweede hoogtepunt. Inmiddels zag ik ze voor de vijfde keer live en gaat het meezwaaien en wuiven wel wat bekend aanvoelen, maar de manier waarop Guy Garvey ons als publiek iedere keer weer overhaalt voelt onweerstaanbaar aan. En dus zwaai je mee! En zweef je mee, op opener the Birds, als een zweefvliegtuig op 20.000 voet, soms weer scherp naar de aarde scherend, dan weer op de thermiek omhoog, wat een topnummer. Ook het niet van enige pathos gespeende Loneliness of a Tower Crane Driver noopt tot zweven, van het prettige soort. Tussendoor toch altijd weer voldoende van die scherpe Elbowrandjes, in de vorm van vervormde bastonen, ritmeveranderingen, schitterende modulaties of andere muzikale wondertjes die de ware luisteraar moeiteloos weten te overtuigen. (de meningen over Elbow waren niet helemaal gelijk verdeeld…). Het was weer helemaal top, ondanks de inmiddels voorspelbaarheid waar het het slotnummer betreft: One day like this. Voldoende in ieder geval om even lekker in vervoering te raken.
Selah Sue mocht vervolgens de vervoering nog even in stand houden, zij het op afstand. De perfecte zomerklanken van jazz, reggae en soul klonken uitermate prettig bij het nog heerlijk aanhoudende zonnetje.
Dat zonnetje verdween tijdens het concert van afsluiter Snow Patrol. En waar de meningen bij Elbow al verdeeld waren, dat waren ze hier al weer. Niet voor niets een afsluitende act (want hoog gewaardeerd bij het publiek). En niet voor niets een band met een paar hele mooie singles. Maar toch: Wel erg braafjes allemaal. Ik mistte de scherpe hoekjes en de rafelige randjes. Zo’n toegift, laatste nummer van een zonnige festivaldag, laatste nummer van een set, en dan “just say yes” gezongen alsof je bij je bruiloft op het moment-supreme zegt: “Mjah, best wel”, dat kan enthousiaster denk ik dan. Doe mij dan maar iets van ”YESSSSSSS!” en denk daar dan zelf de rockende drums, boomende bassen of gierende gitaren maar bij.
Een kniesoor die daar verder op let. Mijn buit was binnen. En Rockin’ Park was wat mij betreft dan wel niet het allerbeste festival dat ik ooit bezocht heb, maar gaat wel in de herinnering als een zeer geslaagde, zomerse festivaldag.