Lowlands, Biddinghuizen, 19, 20 en 21 augustus 2011
Terug op aarde na 3 dagen in een ander universum door te hebben gebracht, is daar weer de uitdaging van het verslag van Lowlands 2011. Uiteraard heb ik het meeste weer gemist, was ik weer net op de verkeerde plaats op het verkeerde moment, bleek de belofte voor 2012 niet in mijn tent en had ik absoluut in de Bravo moeten zijn en niet in de X-Ray op dat ene moment. Of was het nu andersom…
Whatever! Natuurlijk mis je het meeste, er is gewoon veel te veel te beleven op Lowlands. En ja, Omar Souleyman had ik op mijn lijstje, maar dat toevallige gesprek was op dat moment te interessant om te onderbreken. En Fleet Foxes viel me tegen, maar misschien was ik die vrijdagavond na zo ontzettend veel aangesloten indrukken wel helemaal murw en lag het meer aan mij dan aan mijn zeer gewaardeerde helden uit Seattle. En the Naked and Famous moest ik afwegen tegen dEUS en dat laatste is natuurlijk onderhand al ouwe meuk, maar dat bleek dan wel weer verdomd goede ouwe meuk. Dan maar ouwe meuk!
Lowlands was dit jaar zwaar beladen, door de rampzalige afloop van Pukkelpop, een dag van te voren. De gedachten van iedereen, artiesten, organisatie en bezoekers zijn meerdere momenten bij de slachtoffers en nabestaanden geweest, al dan niet uitgesproken. Bijna wrang dat de catastrofale weersomstandigheden van Pukkelpop gevolgd werden door drie dagen perfect weer voor een festival.
De vrijdag was gelijk al een dag vol favorieten, waarvan ik dan gelijk al een paar kon wegstrepen, want binnenkomen kostte maar liefst 2 uur en een kwartier! Goodbye Wombats, tot kijk Kraantje Pappie (voor Martijn dan), helaas Joan As Policewoman en Fitz & the Tantrums: jullie twee laatste nummers klonken inderdaad als “jammer dat ik de rest gemist heb”.
Een voorzichtige start maakten we dan maar bij de droompop van Destroyer, ingetogen en subtiel met z’n 8-en spelend in de Lima. Absolute klasse, maar nog niet leidend tot een erg uitgesproken extatisch festivalgevoel.
De hooggespannen verwachtingen rond James Blake kwamen niet helemaal uit, in de zin dat de zeer intiem klinkende muziek in zo’n enorme Bravo-tent niet veel toevoegde aan wat ik al wist te waarderen in zijn muziek. Het was wel zonder meer erg mooi (en erg vol!).
Daarna was het door naar de India voor de op het laatste moment ingelaste Horrors. En dat was wel het eerste feestje. Dat de presentatie van mij nog wel iets urgenter mag zal wel niet stroken met de duidelijk coole pose van de band. Een hele duidelijke knipoog naar de 80’s met strakke wave op een bedje van pompende bas en scherpe gitaren. Goede songs!
Ondertussen had Martijn de knallende dubstep van Chase & Status ontdekt in de Grolsch en me daar mee naar toe gesleept, maar het was te vol om er echt iets zinnigs van te kunnen zeggen. Klonk wel eh… vet!
Het eerste echte knallende hoogtepunt kwam daarna: Miles Kane. Van tevoren al een van mijn lievelingen en hij maakte het helemaal waar. Wat de zanger van the Horrors tekort kwam aan presentatie, maakte Miles helemaal waar. Precies de goede bewegingen, precies de juiste wijze waarop je een gitaarakkoord aanslaat, daarna je arm doorroteert, schuin naar voor/boven, waarna je de zaal toebrult: ARE YOU HAVING A GOOD TIME? RIGHT?. Energie, enthousiasme, absolute topsongs, all the right moves, all the right sounds, echt een geweldig optreden.
dEUS had ik al genoemd. Oude helden, maar ze kunnen het nog. Dit keer had het publiek een lijstje mogen maken met te spelen songs, en zo kwamen Suds & Soda (openingsnummer), the Architect, Sister Dew en noem ze maar op langs. Smullen. Alleen de nieuwe single “Constant now” was niet door het publiek gekozen, maar dat is weer een geweldig goed nummer, dus OK!
Misschien was er toen al te veel door mijn oren gegaan, maar de hoge verwachtingen rond Fleet Foxes, in de Grolsch, kwamen niet uit. Het blijft fantastische muziek, het werd mooi gemaakt, maar ineens vond ik het geluid te hard, te bonkerig, vond ik het een beetje saai overkomen en had ik geen zin meer om verder te luisteren. We hebben maar even een pauze ingelast en zijn daarna doorgegaan naar het tweede hoogtepunt van deze dag: The Arctic Monkeys. Waar hun optreden 2 jaar geleden een tikje tegenviel, was daar nu geen sprake van: power, energie, strakke songs, heerlijk optreden. Bij “I bet that you look good on the dancefloor” knalde de Alpha bijna uit zijn voegen. Leuk dat de twee hoogtepunten van deze dag nog even bij elkaar kwamen, want bij de afsluiter mocht Miles Kane nog een nummertje meespelen.
De zaterdag was qua agendering iets rustiger, als we het hebben over de zelf geplande bands. Dat geeft meer ruimte voor “proeven”. Zo heb ik even geproefd van Zwart Licht XL, Nederlandstalige hiphop met band. Dat geeft net wat meer soul in de presentatie. Lekker.
Young the Giant stond wel op mijn lijstje. De 2 singles vind ik heel erg goed, maar het materiaal dat ik op dit optreden hoorde kon me minder overtuigen. Lekker in het gehoor liggende pop/rock, met een nogal gelikte presentatie. Paolo Nutini-achtige mooie jongen met scheef koppie en nonchalante hand aan de al even mooie retro-microfoon, staat best cool en er zal best een (groot) publiek voor zijn. Maar ik ben nog niet om.
Een onverwachte tussenact was Navarone. Waren die dan op Lowlands? Jazeker, zij het nog alleen als bezoeker. Ik ben aan het laatste benodigde lowlands-kaartje gekomen via de band en vond het dan ook leuk Bram en Roman tegen te komen op het festivalterrein. Volgend jaar mogen ze wat mij betreft op Lowlands spelen, dit is een kwaliteitsband!
Proeven aan Mayer Hawthorne maakt nieuwsgierig naar de hele maaltijd. Geen vernieuwende muziek, maar gewoon heel erg lekker gespeelde Motown-soul uit, hoe kan het anders, Detroit. Helaas niet lang geluisterd, want ik wilde daarna naar een lezing van Berthold Gunster. Ook dat is Lowlands…
Als het woord rudimentair niet zou bestaan, zou “Seasick Steve” een goed alternatief zijn geweest. Want rudimentair is de rauwe blues van gitarist Seasick Steve en zijn begeleidende drummer, absoluut. Zo rudimentair dat zijn af en toe zelfgemaakte gitaren steeds minder snaren nodig blijken te hebben… Mannen met baarden, die vast ook nog wel te kaap’ren willen varen mits daartoe uitgenodigd. Die drummer deed me overigens in sterke mate aan Animal van the Muppets denken. Door weer een leuke ontmoeting (met Gerrit Plasman, die ik alleen nog van twitter kende) heb ik het tweede stuk alleen op de achtergrond gehoord, maar het klonk allemaal heel erg lekker.
Nog een paar nummers Cloud Control maakten ook nieuwsgierig naar meer werk. Muziek met een Farfisa-orgeltje heeft altijd een pre, het klonk allemaal heerlijk jong, fris, fruitig, springerig, hoera, het is lente. Nou ja, volgend jaar in ieder geval wel weer. Maakt ook niet uit, het klonk naar lente!
Volgende proefronde kwam van Feed me, waar de tent bijna letterlijk uit z’n voegen barstte van de heftige drum ’n bass en dubstep. Daardoor kon ik het niet van heel nabij volgen, maar heftig en lekker klonk het wel.
Minder heftig maar wel minstens even lekker was Selah Sue. Meer dan voldoende personality om de hele Alpha-tent te vullen. Ook al bleef er in de heerlijk galmende golvende zwoele geluidsmassa niet altijd even veel ruimte over, die persoonlijkheid was altijd aanwezig. Singer/songwriter, reggae, raggamuffin, soul, jazz, al die stijlen werden samengevoegd tot een fantastische pot muziek. Martijn, die 2 nummers mee wilde horen en daarna met dubstep en hip-hop door, is de hele set blijven luisteren, dat zegt toch ook wel wat. Dit was het voorlopige hoogtepunt van de dag. Voorlopig, want het echte hoogtepunt van deze dag, en wat mij betreft het hele festival, was helemaal geen nieuwe, coole, act maar het op deze dag al 20 jaar bestaande Elbow! Dit was de enige act waarbij ik het er voor over had om 3 kwartier in de rij te staan om vooraan te staan. En het was het dubbel en dwars waard. Wat een geweldige band, wat een geweldige uitstraling, wat een geweldige songs, wat een geweldige presentatie, wat een geweldige beleving. Je zou als enige minpuntje naar voren kunnen brengen dat we deze keer wel erg veel mee moesten zwaaien en klappen maar dat had alles te maken met het feit dat er een live-CD werd opgenomen. En ik deed het graag. Tijdens en na dit optreden ervoer ik weer wat muziek met je kan doen: Je meeslepen, naar een hoger plan tillen, vullen, ontroeren, enthousiasmeren. Ach, ik word sentimenteel…
Dag 3, Zondag stond al helemaal in het teken van het uitproberen, want op deze dag stonden er bijna helemaal geen must-see’s op het programma, maar wel veel “nieuwsgierig naar”. Zo was ik nieuwsgierig naar Frank Turner en hoorde ik een lekker ouderwetse rockband met invloeden van Pogues, hier en daar zelfs Billy Bragg. Lekker opruiend in ieder geval.
Ik was ook nieuwsgierig naar Little Dragon, maar kon hier alleen maar bij concluderen: Leuke ritmetrack, irritant kirrende zang. Leuk, maar weer vergeten.
Royal Republic is ongeveer het tegenovergestelde: Beetje lompe stoeremannenrock met af en toe melige humor maar absoluut zonder pretenties en retestrak. Prima festivalband.
Om van Elbow af te kicken pikte ik nog net de acapella-versie van Lippy Kids mee bij Stanley en de Menzos, maar dat was op weg naar Crystal Fighters, waarvoor de verwachtingen redelijk hoog gespannen waren. Het viel me helaas een tikje tegen, misschien was het de oplopende hitte in de tent, maar na 4 nummers viel het kwartje nog niet bij de op zich opzwepende beats en bezwerende ritmes. Uiteindelijk belandde ik daarom bij Trentemoller, die met band vast een voorproefje gaf voor de electronica van Aphex Twin, later die avond in dezelfde Bravo-tent. Dat klonk allemaal erg goed, ruige gitaren over mooie electronica, af en toe ontsporend, keihard, wel wat statisch om te zien (maar dit moet je meer beleven dan zien). Je zou Trentemoller niet snel vergelijken met the Kills, maar toch moest ik er aan denken toen ik the Kills later in de Grolsch zag spelen. Waar Trentemoller vervormde gitaren toevoegde aan zijn beats, voegde the Kills beats toe aan hun vervormde gitaren. En ook hier was het wel wat statisch en viel er beduidend minder te dansen. Daarvoor had je dan vlak daarvoor bij the Roots moeten zijn, want daar knalde de tent weer uit zijn voegen bij de lang uitgesponnen jams met meer jazz dan hip-hop. Een onverwacht optreden, maar wel erg goed. Een ode aan Curtis Mayfield kun je bij the Roots wel verwachten, maar een cover van Guns ’n Roses of Immigrant Song van Led Zeppelin, dat vond ik al even onverwacht als het gebruik van een tuba bij een hip-hop band. Helaas heb ik niet in de tent zelf gestaan, want volgens mij gebeurde het daar wel allemaal, maar buiten in het zonnetje was het prima vertoeven bij the Roots.
In de sector nieuw, was Warpaint weer een erg aangename verrassing. Meest opvallende troef de drie unisono klinkende vrouwenstemmen, die wel eens wat neigt naar saaiheid. Dat wordt dan wel weer opgevangen door de niet zo voorspelbare gitaarpatronen. Een optreden dat als uitschieter aangemerkt mag worden.
Met je zoon meegaan heeft als voordeel dat je nog eens bij een artiest komt die je zelf niet uit zou kiezen. Boef en de gelogeerde aap bijvoorbeeld. Maar dit was wel het eerste optreden waarbij ik besloot er tot het eind bij te blijven. Erg goed. Nederlandstalige raps over zeer goed klinkende beats met helemaal in deze tijd passende dubstep. Intelligente teksten. Energiek optreden, eigenlijk het leukste van deze dag.
De overgang naar Jamie Woon was geen gelukkige keuze. Het was (te) zacht, (te) subtiel, en er was in de kleine Lima gewoon te weinig ruimte. Verder naar achteren kwam er niets over, misschien ook wel door het grote contrast met de heftige beats van Boef en de gelogeerde aap. De plaat bekoort me voor de helft, daar hou ik het wel even bij.
Het einde van lowlands naderde, en dan is er even geen ruimte meer voor subtiliteit. Dus na de heerlijk groffe en hilarische cabaret-act van Kathinka Polderman in de Juliet, was ik klaar voor Aphex Twin en Skrillex. Aphex Twin leek in eerste instantie een erg goede, maar verder toch wel normale DJ-act met schitterende visuals en lasers. Maar het eind van de 1,5 uur durende set deed wat we van deze man konden verwachten: Ontsporen! En niet een beetje, maar compleet van de rails af. Extreem, hard, hoekig, bijna gabber-achtig af en toe, maar zo lekker en zo goed gedaan. Waanzin. En dat was ook wat je in de tent zag…
Als toetje hebben we nog een dik half uur Skrillex meegepakt. Die man maakt waanzinnige beats, waarbij the Prodigy vergeleken afsteken als the Carpenters light. De tent stond ook helemaal op zijn kop. Om deze muziek echt te ervaren kun je maar een ding doen: Dansen! Ik vond het er te vol voor, maar ik ben ook eigenlijk gewoon maar een ouwe zeur. Zo zeurde ik achteraf ook over het feit dat je niet naar een artiest kijkt, maar naar een man die aan knopjes draait en daar heel moeilijk bij doet. Typisch gezeur van iemand die niet meer actief in de dance-wereld meedraait, maar he, dat is ook zo! Het was gewoon een waanzinnig heftige ervaring en ga die man vooral eens horen.
En toen… was het weer over. En toen sliepen we nog even, pakten we de tent weer in, en daalden we weer af naar planeet aarde. Waar de mail weer wachtte en de dagelijkse beslommeringen en de werkdag weer lonkte en de laptop vroeg wanneer ik mijn ervaringen op ging schrijven. Nu. Zo. Hehe. Hmmmmmm!