Huntenpop, Varsselder, 25 augustus 2007
Eerder vergeleek ik Huntenpop al met een reuzenachtbaan (2006). Die vergelijking mag ik nu dus niet meer gebruiken, al doemt de associatie met de recente problemen met de python in de efteling wel direct op. En dan doel ik niet zozeer op die problemen, als wel het feit dat ook Huntenpop op eenzame hoogte blijft hangen. Anders dan bij de python, was ik er nu zelf ook bij, dit keer met Martijn, Louis en Rene.
Duidelijk was dat er dit jaar was gekozen voor een flinke portie harde rock. Huntenpop zou Huntenpop niet zijn als de rest van het programma niet voor de nodige grote variatie zou zorgen. De Hester-tent was gereserveerd voor de metal-achtige bands, varierend van de middeleeuwse folk-metal van Subway to Sally (met viool en draailier!) tot de boze pissed-off hardcore van Madball (zelden zo gedisciplineerd een mosh-pit zien ontstaan waar een verzameling half ontblote mannen een grote bak levende paling probeert na te doen). Van anderen hoorde ik dat Die Apokalyptischen Reiter erg de moeite waard was, in het kader van het nog niet geschreven boek “Zen en de kunst van popfestivals” hanteerde ik dit jaar de BBDBDJB-regel (“Blijf bij de band die je bevalt”) en vermaakte me op dat moment dus zeer bij de eerste echt goede band, Jaya the Cat. Deze half Amerikaanse, half Nederlandse band maakt een fantastische mix van rock, ska, reggae, soul, punk en de sound staat echt als de kuif van Geert Wilders, alleen werd ik hier niet misselijk van en ging het nou wel ergens over. In deze tent trad overigens later ook the BossHoss op, Duitse Country-punkrockers, volgens de BBDBDJB-regel ook gemist, maar ook hier weer geldt dat aan de reacties van anderen te horen, dat een goed optreden is geweest. Vlak daarvoor traden de in kantooroutfit gehesen dames van Mr. Blue Sky op, aardig, maar nog erg rammelend en niet heel overtuigend.
Evenmin overtuigend vond ik Krezip, maar dat heeft ook wel met smaak te maken. Als radio-single mogen die liedjes er vaak best wezen, als podium-act vind ik het even boeiend als de etalage van de melkboer. Die levert ook hele goede producten trouwens, maar die etalage hoeft van mij niet. Overigens bleek de etalage van Henry Welling & Band ook, althans visueel, niet erg opwindend, dat geldt wellicht ook voor zijn muzikale genre-keuze, maar het werd allemaal wel erg lekker gebracht. Zeg maar een bord Hollandse (om precies te zijn Achterhoekse) boerenkool in een keuken onder TL-licht, maar dat je na een paar happen denk: da’s toch wel erg lekker klaargemaakt, doe mij nog maar zo’n bord!
In diezelfde kleine Vianen-tent zagen we overigens later ook nog NE1 en Moke. NE1 heeft met ex-Soylent Green zanger Marco van der Aar een enorme rock-strot in huis. De band bracht ook een flinke bak rock, doorspekt met dance-achtige ritmes (helaas van een meelopende sequence, niet live-gespeeld). Erg lekker, maar niet voldoende om het hele optreden te blijven boeien. Het gevaar van verveling lag ook wel eens op de loer bij de soms wat monotone zang bij Moke, maar dat werd ruimschoots gecompenseerd door de fantastische sound, de goede “looks” van de band en vooral: de goede liedjes! Voor mij de tweede verrassing na Jaya the Cat.
Langzamerhand begonnen de bands te komen die ik op mijn lijstje met geel had aangestreept. Na Moke was dat ook the Toy Dolls, die tot mijn aangename verrassing nog steeds bleken te bestaan! Alleen zanger Olga is overigens nog een origineel lid. Het trio deed waar het altijd al goed in was: Pretpunk! Al dan niet met ontbloot bovenlijf stuiterde de tandem bas en gitaar over het podium met simpele, vrolijke 3-accoordenliedjes in de smaken snel, snel, snel, strak of rete-strak. Meestal een combinatie hiervan. En om dik 25 jaar na aanschaf van het meesterlijke, ontroerende “Nelly the elephant” dat nog eens live te horen, meegebruld door een volle Veldhunten-tent, ach, dat ik dat nog eens mocht meemaken…..
Tussendoor proefden we nog eens wat Skipintro (Nederlands powerpoptrio, deed aan Nuff Said denken, erg goed!), Enorm (pathos en galm, denk U2 en Keane, helaas nog (lang) niet op dat niveau, wel een goede festival-band), hoorden liggend in het zonnetje of lopend naar de toiletten flarden Fiddlers Green (Speedfolk), Riverside (Poolse prog-rock, klonk wel erg goed in die paar momenten), en (semi-)akoestische optredens in de buurt van de eet-tentjes.
Als sluitstuk van de avond speelden Rowwen Heze, Zita Swoon en Soulfly in de drie hoofd-tenten (typerend voor Huntenpop, wat een extreme verschillen weer!). Zita Swoon’s concert hebben we helemaal gezien en dat was voor mij verrassing nr. 3. Zita Swoon maakt typische Belgenmuziek, moeilijk te classificeren of rubriceren, eigenwijs, doorspekt met invloeden uit jazz, soul, latin, een beetje maf. Altijd weer de vraag of dat soort “moeilijke” muziek op het podium, en dan nog wel op een festival, goed uitpakt. Welnu, dat deed het. Alle details uit de zeer genuanceerde en rijk gearrangeerde muziek kwamen goed over. Een meer dan complete band, veel toetsen (hammond!), af en toe staande bas, naast de drummer een extra percussionist, twee gitaristen, twee soulfulle zangeressen en de coole en toch warme podiumpersoonlijkheid Stef Kamil Carmens. De set kende een goede opbouw en eindigde met een aantal opzwepende, funky nummers waarbij de vlam aardig in de pan sloeg. De tweede toegift leek er afgaande op het enthousiasme van het publiek nog te komen maar helaas zat dat er niet meer in. Het bezoeken van het carnavaleske Rowwen Heze (2 minuten) en het denderende oorlogsgeweld van Soulfly (3 minuten) voelde daarna aan als het ijswater na sauna-bezoek. Even diep ademhalen, er in plonzen en kijken hoe lang je het volhoudt. Niet lang dus, maar na dik 11 uur onafgebroken muziek was een ontspannen gesprek en een biertje ook een goede afsluiting van een weer erg geslaagd Huntenpop.