Camel, Rijssen 24 oktober 2003
Het blijft toch een gok, een “gouwe ouwe” band gaan zien, een band waar je vroeger echt fan van bent geweest. Een band van wie je beweert een van de allerbeste concerten van je leven gezien te hebben. Maar we hebben de gok genomen en we zijn niet bedrogen uitgekomen. Natuurlijk was het niet de avond die ik in 1981 met de Nude-tour beleefde, maar de vraag is of die grenzeloze overgave die je op die leeftijd nog kon bereiken, met alle opgebouwde muziek- en concertervaring nog wel haalbaar is. Misschien zijn we wat dat betreft gewoon wel te kritisch geworden….
Het was het afscheidsconcert van Camel. Natuurlijk is er van de oude bezetting weinig meer over, Pete Bardens is inmiddels zelfs al overleden. Camel is tegenwoordig eigenlijk alleen nog Andrew Latimer als zanger/gitarist, hoewel hij zijn oude bassist Collin Bass ook mee had genomen. Ook “onze eigen” Ton Scherpenzeel op toetsen is voor Camel geen onbekende, hij speelde mee op “stationary traveller”. Alleen de naam van de drummer heb ik niet kunnen opvangen.
Het eerste opvallende van deze avond, in een overvol “Lucky & Co”, was de sobere podiumpresentatie ten opzichte van de mega-act die Camel vroeger neerzette. Geen decor, geen grote lichtshow, een bescheiden band-opstelling, that’s all. Wat ook opviel was het zeer gedetailleerde en heldere geluid, ook weer in vergelijking met vroeger. Niet dat het toen zo slecht was, maar de PA-techniek heeft gelukkig ook niet stilgestaan. En hoewel we in een slechte hoek van de zaal stonden was er over het algemeen sprake van een goed geluid. Dat kwam vanaf het eerste nummer, “Lady Fantasy” gelijk al tot zijn recht, vooral in de messcherpe en als altijd zeer muzikale gitaarsolo’s van Andrew Latimer. Hij is geen gitarist die het moet hebben van lange virtuoze en flitsende freaksolo’s, maar meer van solo’s met onverwachte akkoordwisselingen, soepel uitgevoerde vibrato’s in de lange noten en foutloze korte, snelle licks. Wel lekker fel en mooi jankend, nooit uitmondend in een freakerige solo waarvan je denkt: waar eindigt dit? Opvallend hoe hij met 1 gitaar vaak veel verschillende klankkleuren liet horen.
In de loop van de 2 uur die het concert duurde passeerden nummers uit 30 jaar Camel-historie de revue. De oude nummers blijken nog steeds als een huis te staan. Bij de nieuwere nummers van na de tweede helft jaren ’80 was me wel weer duidelijk waarom ik toen afgehaakt ben als fan; toch duidelijk mindere composities, wat mij betreft, al kon de dramatische power-ballad “end of the day” toch wel enige emotie bij me teweegbrengen. Alle nummers werden perfect neergezet, (duidelijk uitgerijpt na 30 jaar concertervaring waarschijnlijk). Zelfs een nummer als Arabaluba, dat ik zelf niet zo snel uit zo’n lange geschiedenis naar voren zou halen, blijkt een geweldig podium-nummer te zijn. Latimer had er duidelijk lol in!
Jammer vond ik wel dat de toetensolo’s van Ton Scherpenzeel tegenvielen. Of dat aan de hoek waar we stonden lag weet ik niet, maar in tegenstelling tot de scherp en helder geplaatste gitaartonen van Latimer klonken zijn solo’s vaak zonder duidelijk “plan”, er zat weinig lijn in, ze klonken breiig. Slechts af en toe hoorde je echt mooie lijnen, en zijn grootste kracht zat meer in de krachtige begeleiding, die klonk wel erg goed. Daardoor mistte ik de schitterende synthesizersolo van “Ice”, een van mijn favoriete Camel-nummers, waarin Scherpenzeel nu een wat oosters aandoend klankenpalet liet horen, maar zonder de kracht van de originele solo. Jammer, maar de plaat staat inmiddels onder het schrijven van dit stukje al op en ’t is toch weer genieten!
Uiteindelijk kunnen we toch terugkijken op een zeer genoeglijke avond. Een avond waar weliswaar het thema muzikale vernieuwing niet de hoofdmoot vormde, maar dat moet ook niet altijd. Dit was gewoon perfect uitgevoerde goede muziek uit het verleden, met een licht weemoedige snik omdat Camel niet meer zal toeren. Gelukkig hebben we de platen nog en het is voor mij toch weer een impuls om de oude LP’s maar eens op CD aan te gaan schaffen…..